Mandy Mariska Eggerding – Poëzie: De Schapen

Waarom schrijf je?
Schrijven is een vorm waar ik ingegroeid ben. Tot enkele jaren geleden maakte ik theater. Het explosieve en beweeglijke van theater was waarin ik me thuis voelde. Het vluchtige waarmee je  binnen het theater de vloer op gaat, het reflecterende op de wereld in tekst en beweging, leek me lange tijd de juiste vorm voor mijn werk. Tot ik merkte dat de teksten die ik schreef belangrijker voor me werden dan de vorm waarin ik ze goot. Ik wilde de woorden daadkracht laten behouden buiten het theater. Zo sublimeerde de vorm tot enkel de woorden, als werk op zich. Los van een externe speler, de theatervloer, muziek en het decor. De speler werd het lyrisch ik, het decor de geschreven beelden, de muziek het ritme in de zinnen. De theatervloer het papier. Dit gaf me de mogelijkheid om tot in detail te bepalen hoe de tekst zijn werk kon doen. Niet meer afhankelijk van de externe componenten.
Het was een proces van sublimatie, denk ik. Ik ben van buiten steeds meer naar binnen gegaan. Het voelt echter als hetzelfde werk, alleen de vorm is veranderd. Deze behoefte om de wereld en haar tussenlagen te vertalen naar beeld of taal is te vergelijken met een vuurtje dat binnenin brandt. Gaan er kolen op het vuur dan stookt het me op tot het schrijven van verhalen en gedichten.

Wat is je ambitie met schrijven?
Naast voedsel voor een lichaam hebben we als mens, denk ik, voedsel voor de ziel nodig. We zijn lege omhulsels zonder de resonantie van dit lichaam met een buitenwereld. We zoeken herkenning, willen opgetild worden door gedachten die we nog niet kenden of gevoelens die we nog niet wisten te lokaliseren. Ik denk dat ieder mens dit net zo nodig heeft als voedsel voor het lichaam.
Door te luisteren naar muziek, een gedicht te lezen, gegrepen te worden door een kunstwerk of een theaterstuk waarin de maker precies dat vertelt waar je je in herkent maar waar je nog geen taal of beeld voor had, word je gevoed. Ik denk dat dat een taak is voor de kunsten. Het creëren van deze verdieping en verbinding. Zonder zijn we reddeloos verloren in een zee van dagelijkse herhaling – eten, werken, slapen.
Ik hoop dan ook dat mijn woorden, op hun best, een anker kunnen zijn op die open zee. Een stiltepunt. Geen verder vooruit maar even de diepte in. Het werk heeft daarvoor de buitenwereld nodig, een lezer of een luisteraar. Zij zijn uiteindelijk degene die de woorden een plek geven.

Hoe vaak schrijf je?
Ik schrijf iedere dag ook als ik lees, muziek luister of andere dingen doe. Het is een state of mind geworden. Soms is het even heel urgent, dan moet alles wijken voor het schrijven. Soms zijn er dagenlang losse woorden die nergens toe lijken te leiden.
Daarnaast heb ik mezelf aangeleerd om iedere dag te gaan zitten – je moet steeds weer gaan zitten anders gebeurt er niets – en dan te blijven zitten en te schrijven.

Heb je een vaste schrijfplek?
Ja, min of meer. Mijn notitie-app op mijn telefoon is de onzichtbare, altijd aanwezige, plek en een klein bureau met uitzicht op het dakterras, de vogels en het beetje natuur wat er groeit, is de vaste plek. Daar zit ik.

Wat doe je om beter te worden?
Vier jaar geleden ben ik weer gaan studeren. Ik schreef mij in bij de Schrijversvakschool in Amsterdam. Ik had behoefte aan gelijkgezinden en feedback op mijn werk. Op het gegeven schrijfopleidingen ligt nog deels een taboe. Je bent een schrijver of je bent het niet, om het zo maar te zeggen. Lange tijd waren er dan ook geen schrijfopleidingen. Gelukkig is dat veranderd want natuurlijk kun je jezelf leren schrijven – iedere waarheid heeft twee kanten – maar het gaat een stuk sneller als ervaren schrijvers de moeite willen nemen je hierbij te helpen. Zoals dat ook werkt in het theater of in andere kunstvormen. De opleiding is een oase. Ik heb er enorm veel geleerd. Veel meer dan ik op voorhand had verwacht. Naast alle professionele feedback die je op de opleiding krijgt, probeer ik open te blijven, kwetsbaar. Ik probeer steeds weer te luisteren naar de kritiek en feedback van mensen om me heen en tegelijkertijd te vertrouwen op de kern waarvan uit ik werk. Dat is soms nog best een klus. Op dit moment zit ik het vierde jaar en word ik begeleid door dichteres Sasja Janssen. We zien elkaar regelmatig. Zij scherpt mijn blik, wijst me op het gebruik van bepaalde woorden, bevraagt me over mijn keuzes, en vijlt zo mijn werkwijze bij. Daarnaast is het lezen, lezen en lezen, verbinding zoeken met de wereld, kijken, voelen, ruiken, horen en dan steeds weer opnieuw gaan zitten, en schrijven.

Waar schrijf je het liefst over?
Er is geen liefst over, er is een urgentie, iets wat eruit wil. Er ligt al een tijd het gegeven verlies en afscheid, of misschien moet ik zeggen eindigheid en oneindigheid, als thema in mijn werk. Maar ook dit is geen statisch gegeven, het is een zoektocht. Huizen, ramen en deuren komen vaak terug in mijn werk. Daarnaast is er de buitenwereld en alles wat daar gebeurt. Soms is het een beeld dat zich opdringt, iets wat me raakt, daar moet ik dan iets mee.

Doe je vaak aan wedstrijden mee? Welke?
Woorden hebben lezers of luisteraars nodig om hun plek te vinden, denk ik. Dat kan door het op te sturen naar literaire tijdschriften of door aan wedstrijden mee te doen of aan slams. Het is het slijpen van je messen en een mogelijkheid om gezien en gelezen te worden. Tegelijkertijd denk ik dat het goed is om duidelijk te kiezen waaraan je je werk wil blootstellen. Is dit de plek? Zijn dit de mensen? Is het werk er klaar voor? Hoeveel waarde hecht ik aan de uitkomst? Ik denk dat een goede jury kwaliteit eruit haalt, dit houdt echter niet in dat alle werken met kwaliteit eruit worden gehaald. Ik heb de laatste jaren een aantal keren meegedaan aan wedstrijden. Bijvoorbeeld aan de Grote dichtwedstrijd [Voorheen Turing] en de Rob de Vos Dichtprijs.

Wie zijn je grote voorbeelden?
Als het gaat om voorbeelden in schrijven dan is er geen eenduidig antwoord. Ik heb voor heel veel schrijvers bewondering. Tegelijkertijd geloof ik niet in voorbeelden. Het gegeven ‘voorbeeldschrijver’ zou inhouden dat ik zo zou willen schrijven als deze schrijver. Ik ben ervan overtuigd dat dit niet kan. Ik kan wel enorm geraakt worden door werk van anderen. Als dit gebeurt probeer ik te zien waar dit door komt. Zo leer ik wel van deze schrijvers. Misschien zijn dit dan ook de schrijvers die je ‘voorbeelden’ zou kunnen noemen. Dit gebeurde me bijvoorbeeld het afgelopen jaar met de tirade die Sasja Janssen schreef voor het literair tijdschrift Tirade, met de bundel Winterlaken van Mischa Andriessen en met het werk van de Zweedse dichter Tomas Transstromer en de Zuid-Afrikaanse dichters Charl Pierre Naude en Ronelda S. Kamfer. Wat betreft voorbeelden in de ruimste zin van het woord, dat zijn de mensen die na een val weer opstaan, die tegen de stroom in durven denken als dat nodig is, zich uitspreken tegen onrechtvaardigheid in de ruimste zin van het woord. Mensen die erin geloven dat één mens het verschil kan maken en hiernaar handelen.

Wat lees je momenteel? Wat vind je ervan?
Ik lees vaak meerdere boeken tegelijkertijd. Niet dat dit altijd een succes is. Momenteel lees ik Foon van Marente de Moor, Inventaris van enkele verliezen van Judith Schalansky en onder andere de dichtbundels, Lijfrente van Vrouwkje Tuinman en Godface van Asha Karami.
Foon is verslavend. Ik vind het heerlijk om in het hoofd van Nadja te vertoeven in een verlaten dorp in Rusland. Als ik het niet lees, verlang ik ernaar terug, wil ik verder lezen, er weer zijn. Er zijn boeken die je niet leest maar waar je bent. Je kan bij wijze van de omgeving ruiken. Zo’n boek is Foon. Je leest het niet, je bent er. Inventaris van enkele verliezen, lees ik langzaam. Er huist iets onder de woorden van Judith Schalansky. Zij schrijft in dit werk over lege plekken, over de plaats die iets wat verloren is gegaan inneemt. Het is een beeldend boek, poëtisch. Het is een boek dat je steeds weer even weglegt om de woorden en beelden naar binnen te laten zinken. Lijfrente van Vrouwkje Tuinman, daar ben ik net in begonnen, is verhalender dan de poëzie waar ik over het algemeen door geraakt word. Toch heeft het een intense kracht. Bijna achteloos trekt ze je de taal in, direct door naar de pijn. Dat is knap. Asha schrijft heel anders. Haar werk komt via een andere weg binnen dan het verhaal. Tussen haar regels groeien tussenlagen, onuitgesproken lagen die je herkent maar niet letterlijk kunt benoemen. Godface leg ik net als Inventaris van enkele verliezen, steeds even weg om die tussenlagen na te laten zingen. Een bijzonder werk.