ZEEPAARDJE
Wie wil er nou een scherf zijn?
Maartje Wortel schrijft. Zij is een schrijfster. Zij schrijft:
Ik wilde leren hoe je alles om kon stoten
en uit elkaar trekken
en hoe je daarna gewoon rustig kon gaan liggen slapen.
En ook:
In the end is alles een geloof. Soms word
ik
niet goed van wat alles uiteindelijk is.
Haar lezend meen ik dat het een vergissing is te bestaan
uit iets anders dan haar woorden. Dat ik niet door haar
met vingers van licht ben neergeschreven zoals zijn vrouw
ooit door Claus, maar op een dag hier liggend als in een ander
mezelf per ongeluk hier liggend ben binnengestapt, door
het kijkgaten hart tuurde en vader herkende, moeder
de fabeldieren als zieke schapen uit mijn kamer joeg en wees
jongen toch kijk dan dít is de richting waarin het leven je zal slaan?
In die richting lig ik nog steeds met de plukjes puin in mijn haar
en het stof in mijn kleren naar de keukenradio te staren:
Koyaanisqatsi. Koyaanisqatsi. Koyaanisqatsi.
Een mensenleven lang is dat exacte punt
waarop de tijd ons volledig aan scherven kauwt.
Met de polen die smelten. Met de dood
in mijn achterhoofd dat ik niet door haar
met vingers van licht, maar blootvoets uit steen,
uit verleden strijden, uit het ondermaanse dat uit bloed
En het bloed dat uit ondergaan, het eerste donker
water in de longen na het overboord slaan en reiken
naar redding bestaat. Op de radio houdt de muziek op.
Een man vertelt nu hoe hij dagelijks door de tunnel van linker-
naar rechteroever stapt en er telkens zijn geluksbrenger groet:
een kauwgumvlek op de grond in de vorm van een zeepaardje.
Ik denk aan mijn collega die knikt, ja, haar skivakanties compenseert ze
met veggie donderdagen en mijn hand die het blad omslaat beweegt zo
onmerkbaar de werkelijkheid dat ik achterom kijk om te zien
of het verband tussen de dingen er niet gewoon nog zichtbaar ligt.
Feedback
Intrigerend gedicht dat je graag wil herlezen