De longlist Debutantenschrijfwedstrijd 2019|2020

Ellen - fictie

In het donker                                                                                             

 

‘Ik wil je iets laten zien,’ Nora staat voor de deur; ‘ga je mee?’ Ondanks het schemerdonker is ze helemaal ingepakt. Ze heeft zelfs haar hoed, de donkerblauwe, en een zonnebril opgezet. Ik aarzel. Het is nog best druk in de stad. Toch pak ik mijn jas, geef haar een zoen. Nora maakt alles lichter.

Ze vertelt me niet waar we heen gaan. Noor weet dat ik dat het fijnst vind. In de winter duren onze wandelingen het langst. En ons wachten het kortst. Daarom houden we van de winter. Dan is er minder om bang voor te zijn. Ik duik in mijn jas en volg haar. Voor iemand die haar leven grotendeels in het donker doorbrengt, heeft ze een opvallend lichte tred, geruisloos bijna. Ik ben jaloers. Mijn passen voelen altijd zwaar. Alsof er dikke plakken gekauwde kauwgum onder mijn schoenzolen kleven.

Onderweg vertelt ze over een documentaire die ze gezien heeft. Over de inheemse bevolking van Groenland. Een man op zijn sterfbed drukt zijn volwassen zoon op het hart zich goed warm aan te kleden. ‘Ik heb het mijn hele leven koud gehad,’ voegt hij eraan toen. Nora schatert. Mijn hart breekt een beetje. We lopen de hoek om het kerkplein op. Mijn adem stokt. Wie zijn al die mensen? Normaal is er niemand op dit uur. Mijn hart bonkt in mijn keel, mijn huid tintelt, mijn benen doen niet meer mee. ‘Noor, ik kan niet,’ fluister ik. Ze pakt mijn hand en trekt me mee. ‘Kom, we nemen een omweg, het is maar een kerstmarkt!’ roept ze vrolijk.

Drie straten verder zakt langzaam mijn paniek. Ik kijk naar haar hand, die ik nog steeds vasthoud. Blaren. ‘Och Noortje, lief zusje toch. Kon je niet wachten tot het donker was?’ Ze lacht haar geheimzinnigste lach. ‘Kom nou gewoon, ’t is echt de moeite waard.’ Ik laat haar hand los en ze rent vooruit door de lege straten. Pas als ze stilstaat bij de muur die achter de kerk om het kerkhof staat, dringt tot me door waar ze me mee naartoe wil nemen. ‘We gaan naar mama.’ Mijn stem klinkt hees. Wat kan daar nou de moeite waard aan zijn?

De steen is deels overgroeid met kamperfoelie. Mam haatte kamperfoelie. Noor staat achter me, bijna tegen de muur en houdt haar telefoon vast. Dan opent ze, nog steeds geheimzinnig lachend, een app en klikt op play. Mijn mond valt open. Boven het graf zweeft nu een deken van licht. Geweven van ragfijne draadjes die allemaal licht geven. Om de donkere, dolende ziel van onze moeder toe te dekken in licht. Noortje, die het licht zelf niet verdragen kan, blijft op afstand en kijkt triomfantelijk. ‘Mijn meesterwerk!’ schatert ze. Mijn hart breekt nog een beetje.

Haar installaties zijn te zien in musea en op festivals over de hele wereld. Maar ik weet dat ze gelijk heeft. Dit is haar meesterwerk. Briljant in al zijn eenvoud. De vrouw die ons veroordeelde tot een leven in het donker, voor altijd gehuld in licht. Nora maakt alles lichter.

Feedback

Angst van twee dochters voor het daglicht, die eindigt in lichtvoetige wraak op hun overleden moeder