De vertraging (1)
Als
het woord schoonheid nog bedacht moest worden, zou het Russische dorp
Smodovolesk daarvoor niet in aanmerking komen.
Waarom eigenlijk
niet?
Omdat alles in en om Smodovolesk op deze druilerige
herfstdag zo somber en kleurloos was, dat in de verste verte niet van
schoonheid gesproken kon worden.
Of het dorp zich aan de bewoners
had aangepast of andersom weet ik niet. De bewoners deden in niets
onder aan de indruk die ik van het dorp had.
Nooit zou ik van
Smodovolesk gehoord hebben wanneer de als jeugddroom begonnen
treinreis met de Trans Siberische Express niet op een afstand van
ongeveer driehonderd meter van het dorp tot stilstaan was gekomen.
In
dit gedeelte van Rusland was de reis toch al niet zo voorspoedig
verlopen.
Nu was het al de derde keer dat zonder enig aanwijsbare
reden het treinstel tot stilstand werd gebracht. Bleef het de eerste
keer beperkt tot vijf minuten, de tweede keer bedroeg de stoptijd al
een kwartier; nu verveelden de passagiers zich al bijna een uur.
Op
mijn gereserveerde zitplaats aan het raam van coupé 416 had ik een
prima uitzicht op het voor mij onbekende land. Een immense vlakte
strekte zich uit van de trein tot de zeker tien kilometer verderop
gelegen bosrand.
De
miezerige regen deed mijn humeur geen goed, twee drammerige kinderen
van amper tien jaar trouwens ook niet.
Zij verveelden zich. Hun
moeder was ook niet meer in staat de beide kinderen bezig te
houden.
Over mijn knieën heen probeerden zij nu zelfs het venster
te bereiken om op het beslagen gedeelte poppetjes te tekenen. Drie
poppetjes gaat nog maar na het twaalfde begon het mij danig te
vervelen.
Ik besloot het gangpad op te gaan.
Het kleine
schuifraam stond iets open waardoor ik naar buiten kon kijken, de
andere kant dan waarop ik in de coupé zicht had.
Aan het eind van
het stoppelveld stond de eerste woning van wat een dorp moest zijn.
Waarom weet ik niet maar mijn blik bleef gericht op het dorp. Zeker
tien minuten had ik zo al gestaan zonder dat er ook maar iets
gebeurde.
Hoewel het tegen de regels was, besloot ik de trein te
verlaten en naar het dorp te lopen.
De drassige grond sopte onder
mijn voeten.
Niemand scheen mij op te merken. Ieder moment
verwachtte ik een bevel van de machinist of conducteur terug te
keren.
Dat bevel bleef uit.
Binnen een paar minuten was ik het
stoppelveld overgestoken en stond ik nu voor de eerste woning van het
dorp. Een enorm breed modderpad vormde blijkbaar de enige schakel van
de ene kant van het dorp naar het andere. Op het houten
plaatsnaambord kon ik de naam Smodovolesk ontdekken. Zeker vijftig
meter stonden de huizen aan dit pad uit elkaar. Kort geleden moesten
zware dorsmachines door het dorp gekomen zijn, getuige de diepe
sporen die achter gebleven waren. Sporen, die door de regen vol water
stonden.
Dicht
tegen de huizen aan was het nog mogelijk door te lopen zonder dertig
centimeter weg te zakken. Langzaam liep ik verder.
Achtentwintig
huizen telde ik.
Daar had ik de schuren of wat daar voor door
moest gaan niet meegeteld. Onderscheid was soms moeilijk te maken.
Grauwe grijze muren, waarin vele houten balken verwerkt waren, vormde
het beeld dat ik voor me zag. De meeste huizen waren voorzien van een
dak dat bestond uit een soort riet, waarvan ik dacht dat bij de
eerste stevige storm het dorp bedolven moest zijn. Onzin natuurlijk
want de huisjes stonden er waarschijnlijk al honderd jaar. En dan die
kleine ruitjes. Ruitjes waarachter oranje of paarse gordijntjes het
geheel nog een beetje opfleurden.
De gordijntjes leken de enige
afwijkende kleuren in het dorp te zijn. Verder was alles grijs, grijs
en somber. Wel rookte overal de schoorsteen.
De
tot dusver drie bewoners die ik had opgemerkt haastten zich naar een
grote oude houten schuur aan de overkant van het modderpad.
Schichtig
keken ze nog een keer in mijn richting voordat ze aan de andere kant
van de schuur uit het zicht verdwenen.
Was het nieuwsgierigheid?
Ja, maar meer nog om het feit dat er verder geen enkele bedrijvigheid
in het dorp te bespeuren was, besloot ik mij naar de overkant te
wagen.
Tot aan de kuiten voorzien van een laag modder bereikte ik
de waterput naast de schuur.
Rondom de waterput was lang geleden
een begin gemaakt wat op een straatje moest gaan lijken. De enorme
grote hefboom zou eigenlijk tot museumstuk verklaard moeten worden.
Gezien de grote scheuren leek het mij geen lang leven meer gegeven
zijn.
De voorzijde van de oude schuur bestond uit ruwe planken.
Daarom liep ik naar de zijkant, daar waar de bewoners ook verdwenen.
Hier was een deur!
Duidelijk hoorde ik geroezemoes binnen.
Voor
de ruit van de deur hing een aardappelzak. Door op mijn tenen te gaan
staan kon ik door een kier naar binnen kijken.
Een schuur stampvol
dorpsbewoners. Iedereen zat aan lange houten tafels
Op het moment
dat een in het zwart geklede man naar voren trad werd het stil.
Mijn
kennis van de Russische taal is nihil, dus ik begreep niets van zijn
woorden.
Het werd mij echter duidelijker op het moment dat een
bruidspaar naar voren kwam en elk aan een kant van de spreker gingen
zitten.
Dit was een huwelijksplechtigheid!
Zeker tien minuten
bleef de man in het zwart aan het woord. Na zijn laatste woord brak
een hartstochtelijk gejuich los. Bruid en bruidegom vielen elkaar in
de armen, een paar duidelijk hoorbare zoenen volgden.
Was het
huwelijk nu gesloten?
De flessen kwamen op tafel en iedereen
haalde uit zijn eigen zak een glas. Binnen een paar minuten waren
alle glazen gevuld.
Door de bruidegom werd een soort dankwoord
uitgesproken en daarna was het heisa.
De
accordeonist en violist begonnen nu ook te spelen en het pasgetrouwde
stel opende de dans, spoedig gevolgd door de halve zaal.
Wat ik
niet opgemerkt had, was dat een meisje van rond de twintig was komen
aanlopen en de deur opende. Doordat ik op mijn tenen stond en licht
met mijn handen tegen de deur drukte, viel ik door de plotselinge
leegte op de grond.
Een
paar tellen bleven we elkaar aankijken. Een glimlach verscheen om
haar mond. Ze pakte mij bij de arm en trok me mee op de dansvloer in
de houten schuur.
Voordat ik eigenlijk goed besefte wat er met me
gebeurde, was ik met een Russisch meisjes aan het dansen op een voor
mij vreemde bruiloft. Haar golvende zwarte haar danste mee op het
ritme van de vrolijke muziek, haar grote donkerbruine ogen gaven mij
een warm gevoel. Poeh, wat een mooi meisje. Veel tijd om daar verder
bij stil te staan kreeg ik niet. Af en toe werd mij een glas wodka in
de handen gedrukt. Na het derde glas begon mijn hoofd zwaar te
worden.
Zweetdruppels vielen van mijn voorhoofd.
Het mooie
Russische meisje bleef met me dansen. Wild sloeg ze soms haar armen
om mijn nek, waarna ze zich stevig tegen me aandrukte.
Vervelend
vond ik het niet, integendeel. In mijn bijna veertigjarig
vrijgezellenleven was ik de ware nooit tegengekomen. Ik kon mijn ogen
niet van het lachende gezicht afhouden. Ik vernam nog vaag dat ze
haar rode sjaaltje in mijn jaszak stopte.
Toch werden haar op een
gegeven moment de drie glazen wodka teveel en liet ze zich uitgeteld
neerzakken op de houten stoel in de hoek van de schuur. Ik bleef nog
even bij haar zitten, veel zin had het niet want haar ogen vielen
dicht.
In mijn overmoed dronk ik nog een vierde glas.
Nog juist
op tijd besefte ik dat het wel zo verstandig zou zijn de trein weer
op te zoeken. Als de trein er nog stond tenminste.
Met vallen en
opstaan bereikte ik de andere kant van het brede modderpad.
Een
tiental meters voor mij had een man in uniform blijkbaar ook veel
moeite zich staande te houden.
Mopperend na weer een glijpartij
probeerde hij tevergeefs weer overeind te komen.
Na twee pogingen
lag hij nog in de modder.
Ik stak hem een hand toe en elkaar
ondersteunend strompelden we verder.
Vaag wees hij in de richting
van de trein.
Voorlopig moesten we dus dezelfde kant op.
Bij
het stoppelveld aangekomen dacht ik afscheid van de man te moeten
nemen.
Ongecontroleerd schuddend met zijn hoofd en wild zwaaiend
met zijn arm probeerde de man mij duidelijk te maken dat hij naar de
trein moest.
Verbaasd keek ik de man aan.
Hij zou toch
niet..........?
Meer strompelend dan normaal lopend bereikten we
de trein.
Met veel moeite beklom de man het opstapje van de trein
en bonsde hard op de deur. Een collega, gekleed in eenzelfde uniform,
deed mopperend de deur open en trok de met modder besmeurde
feestganger naar binnen.
Ziezo, de machinist was binnen.
Nu
werd het tijd dat ik mijn coupé weer opzocht.
De vrouw met de
twee kinderen keek mij aan alsof ze een spookverschijning zag. Ze zei
niets.
Langzaam zette de trein zich in beweging.
Dit
keer na een vertraging van bijna drie uur.
Feedback
Mooie situatieschets, de auteur slaagt erin om de lezer mee te voeren naar een andere wereld.