De longlist Debutantenschrijfwedstrijd 2019|2020

Jans - fictie

De vertraging (1)

Als het woord schoonheid nog bedacht moest worden, zou het Russische dorp Smodovolesk daarvoor niet in aanmerking komen.
Waarom eigenlijk niet?
Omdat alles in en om Smodovolesk op deze druilerige herfstdag zo somber en kleurloos was, dat in de verste verte niet van schoonheid gesproken kon worden.
Of het dorp zich aan de bewoners had aangepast of andersom weet ik niet. De bewoners deden in niets onder aan de indruk die ik van het dorp had.
Nooit zou ik van Smodovolesk gehoord hebben wanneer de als jeugddroom begonnen treinreis met de Trans Siberische Express niet op een afstand van ongeveer driehonderd meter van het dorp tot stilstaan was gekomen.
In dit gedeelte van Rusland was de reis toch al niet zo voorspoedig verlopen.
Nu was het al de derde keer dat zonder enig aanwijsbare reden het treinstel tot stilstand werd gebracht. Bleef het de eerste keer beperkt tot vijf minuten, de tweede keer bedroeg de stoptijd al een kwartier; nu verveelden de passagiers zich al bijna een uur.
Op mijn gereserveerde zitplaats aan het raam van coupé 416 had ik een prima uitzicht op het voor mij onbekende land. Een immense vlakte strekte zich uit van de trein tot de zeker tien kilometer verderop gelegen bosrand.

De miezerige regen deed mijn humeur geen goed, twee drammerige kinderen van amper tien jaar trouwens ook niet.
Zij verveelden zich. Hun moeder was ook niet meer in staat de beide kinderen bezig te houden.
Over mijn knieën heen probeerden zij nu zelfs het venster te bereiken om op het beslagen gedeelte poppetjes te tekenen. Drie poppetjes gaat nog maar na het twaalfde begon het mij danig te vervelen.
Ik besloot het gangpad op te gaan.
Het kleine schuifraam stond iets open waardoor ik naar buiten kon kijken, de andere kant dan waarop ik in de coupé zicht had.
Aan het eind van het stoppelveld stond de eerste woning van wat een dorp moest zijn. Waarom weet ik niet maar mijn blik bleef gericht op het dorp. Zeker tien minuten had ik zo al gestaan zonder dat er ook maar iets gebeurde.
Hoewel het tegen de regels was, besloot ik de trein te verlaten en naar het dorp te lopen.
De drassige grond sopte onder mijn voeten.
Niemand scheen mij op te merken. Ieder moment verwachtte ik een bevel van de machinist of conducteur terug te keren.
Dat bevel bleef uit.
Binnen een paar minuten was ik het stoppelveld overgestoken en stond ik nu voor de eerste woning van het dorp. Een enorm breed modderpad vormde blijkbaar de enige schakel van de ene kant van het dorp naar het andere. Op het houten plaatsnaambord kon ik de naam Smodovolesk ontdekken. Zeker vijftig meter stonden de huizen aan dit pad uit elkaar. Kort geleden moesten zware dorsmachines door het dorp gekomen zijn, getuige de diepe sporen die achter gebleven waren. Sporen, die door de regen vol water stonden.

Dicht tegen de huizen aan was het nog mogelijk door te lopen zonder dertig centimeter weg te zakken. Langzaam liep ik verder.
Achtentwintig huizen telde ik.
Daar had ik de schuren of wat daar voor door moest gaan niet meegeteld. Onderscheid was soms moeilijk te maken. Grauwe grijze muren, waarin vele houten balken verwerkt waren, vormde het beeld dat ik voor me zag. De meeste huizen waren voorzien van een dak dat bestond uit een soort riet, waarvan ik dacht dat bij de eerste stevige storm het dorp bedolven moest zijn. Onzin natuurlijk want de huisjes stonden er waarschijnlijk al honderd jaar. En dan die kleine ruitjes. Ruitjes waarachter oranje of paarse gordijntjes het geheel nog een beetje opfleurden.
De gordijntjes leken de enige afwijkende kleuren in het dorp te zijn. Verder was alles grijs, grijs en somber. Wel rookte overal de schoorsteen.

De tot dusver drie bewoners die ik had opgemerkt haastten zich naar een grote oude houten schuur aan de overkant van het modderpad.
Schichtig keken ze nog een keer in mijn richting voordat ze aan de andere kant van de schuur uit het zicht verdwenen.
Was het nieuwsgierigheid? Ja, maar meer nog om het feit dat er verder geen enkele bedrijvigheid in het dorp te bespeuren was, besloot ik mij naar de overkant te wagen.
Tot aan de kuiten voorzien van een laag modder bereikte ik de waterput naast de schuur.
Rondom de waterput was lang geleden een begin gemaakt wat op een straatje moest gaan lijken. De enorme grote hefboom zou eigenlijk tot museumstuk verklaard moeten worden. Gezien de grote scheuren leek het mij geen lang leven meer gegeven zijn.
De voorzijde van de oude schuur bestond uit ruwe planken. Daarom liep ik naar de zijkant, daar waar de bewoners ook verdwenen. Hier was een deur!
Duidelijk hoorde ik geroezemoes binnen.
Voor de ruit van de deur hing een aardappelzak. Door op mijn tenen te gaan staan kon ik door een kier naar binnen kijken.
Een schuur stampvol dorpsbewoners. Iedereen zat aan lange houten tafels
Op het moment dat een in het zwart geklede man naar voren trad werd het stil.
Mijn kennis van de Russische taal is nihil, dus ik begreep niets van zijn woorden.
Het werd mij echter duidelijker op het moment dat een bruidspaar naar voren kwam en elk aan een kant van de spreker gingen zitten.
Dit was een huwelijksplechtigheid!
Zeker tien minuten bleef de man in het zwart aan het woord. Na zijn laatste woord brak een hartstochtelijk gejuich los. Bruid en bruidegom vielen elkaar in de armen, een paar duidelijk hoorbare zoenen volgden.
Was het huwelijk nu gesloten?
De flessen kwamen op tafel en iedereen haalde uit zijn eigen zak een glas. Binnen een paar minuten waren alle glazen gevuld.
Door de bruidegom werd een soort dankwoord uitgesproken en daarna was het heisa.

De accordeonist en violist begonnen nu ook te spelen en het pasgetrouwde stel opende de dans, spoedig gevolgd door de halve zaal.
Wat ik niet opgemerkt had, was dat een meisje van rond de twintig was komen aanlopen en de deur opende. Doordat ik op mijn tenen stond en licht met mijn handen tegen de deur drukte, viel ik door de plotselinge leegte op de grond.

Een paar tellen bleven we elkaar aankijken. Een glimlach verscheen om haar mond. Ze pakte mij bij de arm en trok me mee op de dansvloer in de houten schuur.
Voordat ik eigenlijk goed besefte wat er met me gebeurde, was ik met een Russisch meisjes aan het dansen op een voor mij vreemde bruiloft. Haar golvende zwarte haar danste mee op het ritme van de vrolijke muziek, haar grote donkerbruine ogen gaven mij een warm gevoel. Poeh, wat een mooi meisje. Veel tijd om daar verder bij stil te staan kreeg ik niet. Af en toe werd mij een glas wodka in de handen gedrukt. Na het derde glas begon mijn hoofd zwaar te worden.
Zweetdruppels vielen van mijn voorhoofd.
Het mooie Russische meisje bleef met me dansen. Wild sloeg ze soms haar armen om mijn nek, waarna ze zich stevig tegen me aandrukte.
Vervelend vond ik het niet, integendeel. In mijn bijna veertigjarig vrijgezellenleven was ik de ware nooit tegengekomen. Ik kon mijn ogen niet van het lachende gezicht afhouden. Ik vernam nog vaag dat ze haar rode sjaaltje in mijn jaszak stopte.
Toch werden haar op een gegeven moment de drie glazen wodka teveel en liet ze zich uitgeteld neerzakken op de houten stoel in de hoek van de schuur. Ik bleef nog even bij haar zitten, veel zin had het niet want haar ogen vielen dicht.
In mijn overmoed dronk ik nog een vierde glas.
Nog juist op tijd besefte ik dat het wel zo verstandig zou zijn de trein weer op te zoeken. Als de trein er nog stond tenminste.
Met vallen en opstaan bereikte ik de andere kant van het brede modderpad.
Een tiental meters voor mij had een man in uniform blijkbaar ook veel moeite zich staande te houden.
Mopperend na weer een glijpartij probeerde hij tevergeefs weer overeind te komen.
Na twee pogingen lag hij nog in de modder.
Ik stak hem een hand toe en elkaar ondersteunend strompelden we verder.
Vaag wees hij in de richting van de trein.
Voorlopig moesten we dus dezelfde kant op.
Bij het stoppelveld aangekomen dacht ik afscheid van de man te moeten nemen.
Ongecontroleerd schuddend met zijn hoofd en wild zwaaiend met zijn arm probeerde de man mij duidelijk te maken dat hij naar de trein moest.
Verbaasd keek ik de man aan.
Hij zou toch niet..........?
Meer strompelend dan normaal lopend bereikten we de trein.
Met veel moeite beklom de man het opstapje van de trein en bonsde hard op de deur. Een collega, gekleed in eenzelfde uniform, deed mopperend de deur open en trok de met modder besmeurde feestganger naar binnen.
Ziezo, de machinist was binnen.
Nu werd het tijd dat ik mijn coupé weer opzocht.
De vrouw met de twee kinderen keek mij aan alsof ze een spookverschijning zag. Ze zei niets.
Langzaam zette de trein zich in beweging.
Dit keer na een vertraging van bijna drie uur.


Feedback

Mooie situatieschets, de auteur slaagt erin om de lezer mee te voeren naar een andere wereld.