Een vuistje van papier
het gesprek vult zich met gaten
een trein doet onze stenen daveren
mijn zoontje vraagt waarheen
altijd op weg naar ergens, zeg ik
en ik dan, vraagt hij lepelzwaaiend
zeven verdiepingen lager schuift
de lente tussen boom en struik
aait de aarde en smukt haar op
met pastel neemt ze geen genoegen
mijn zoon trekt aan mijn mouw
een vreemd land schenkt me
roestige sandalen en een kaart
met doodlopende verhalen
voor mensen met witte dromen
verzandt mijn kleur in grof vuil
tussen mijn wervels ontwaakt
het recht om de rug te rechten
een verwaarloosd verlangen
loopt zich warm, doorbloed
is het litteken op mijn wang
in mijn stad gedijen de opgeheven
vingers, de harde stemmen
scholen samen in mijn schaduw
in het donker vergeet ik mijn naam
een kind vraagt of ik besta
ik vouw me om zijn tengere lijf
voel een schreeuw onder de kleren
we bouwen een kale knikkerbaan
met lege keukenrollen, secondelijm
kleurrijke ogen die aan me kleven
dit moment wil ik niet bewegen
Feedback
Urgent, met mooie formuleringen (‘tussen mijn wervels ontwaakt het recht om de rug te rechten’)