De longlist Debutantenschrijfwedstrijd 2019|2020

Jan - fictie

                                                Nest

 

Alex’ vader, Theodoor Muller, werd op 13 november 2007 gearresteerd. Ze vielen om vijf uur in de ochtend de villa binnen. Theodoor sliep nog. Naast hem lag een zesentwintigjarige Colombiaanse die duizend euro per nacht kostte. Ze had bevredigend werk geleverd, maar hij kreeg niet de gelegenheid haar te daarvoor te belonen. Hij kreeg nergens gelegenheid voor. In een zucht zat hij in zijn onderbroek en zijden pyjamajasje op de achterbank van een zwarte Audi met getinte ramen. De ochtendnevel kleefde aan zijn blote benen en hij rilde.

‘Theodooor! Bastardo!, hoorde hij nog roepen voor ze hem de auto induwden, een koude hand op zijn achterhoofd. De Audi spoot weg en het grind van de oprijlaan ratelde onder de spatborden. Ingeklemd tussen twee rechercheurs in spijkerbroek en sneakers aan de voeten, vroeg hij zich glimlachend af, waar dit tweede gratis ritje heen ging. En hoe hij aan een schone onderbroek moest komen.

Justitie liet Theodoor een week later al weer vrij uit de met betonplaten ommuurde gevangenis in Lelystad. Hij stak met zijn rolkoffer vrolijk zwaaiend het parkeerterrein over, alsof hij net terugkwam van een welverdiende vakantie. Nog voor ze de Larserdreef opdraaiden, een streep asfalt dat het niemandsland aan de rand van de polderstad verbond met de A6 en de beschaving, beval hij de taxichauffeur bulderend ‘die Turkse herrie’ uit te zetten.

Theodoor bleek maar een kleine vis tussen de vastgoedhaaien die opgepakt waren en niet de moeite van een uitputtende rechtsgang waard. Hij schikte voor vijf miljoen euro met het OM en betaalde een schadeloosstelling aan de Rabobank Vastgoedgroep van twee miljoen voor het indienen van valse rekeningen. Hij kreeg een taakstraf van tachtig uur en schonk twee weken lang met veel plezier koffie in een verpleeghuis.

Theodoor, met het bonkige voorkomen waarin je zijn boerenafkomst terugzag, verruilde na zijn vrijlating subiet zijn bril voor contactlenzen, liet zijn baard staan en begon aan een nieuw leven, zij het zonder zijn vroegere vrienden, zonder de in beslag genomen villa en zonder de wetenschap dat hij nog maar een jaar te leven had. De levercirrose, aanbeland in stadium 3, viel niet meer te behandelen.

 

Zijn carrière begon hij veertig jaar eerder als boekhouder van Houthandel Lammers & Zn, na de beschuitenbollenfabriek de grootste werkgever in het slaapstadje waar Theodoor opgroeide. Het betrof hier een echte betrekking. Eenmaal binnen bij Lammers - en dit was algemeen bekend - dan zat je voor de rest van je leven gebeiteld. Zijn ambities reikten verder dan de boekhouding van de plaatselijke houthandel, maar je moest ergens beginnen.

Al snel bemoeide Theodoor zich overal mee. Zo bedacht hij tot afgrijzen van juffrouw Ella van de marketingafdeling de slogan: ‘Lammers: het hout nooit op! Afdeling, zag Alex later, was een groot woord voor de bezemkast waar Ella achter een bureau zat. Ze dankte haar baan vooral aan Lammers jr., die haar vaker dan strikt noodzakelijk opzocht, voor, tijdens en na kantooruren. Ella stond in Alex’ geheugen gegrift, omdat ze hem zijn eerste erectie buitenshuis bezorgde.

Lammers Sr. vond Theodoor ‘een toppertje’. De boekhouder leek meer om het bedrijf te geven dan zijn lamlendige zoon. Senior liet direct alle visitekaartjes, het briefpapier en de advertenties in de huis aan huis bladen voorzien van Lammers: het hout nooit op!

Theodoor maakte van de gelegenheid gebruik en liet Chief Financial Officer op zijn visitekaartje drukken. Achter Th. Muller stond: MBA, Master of Business Administration, een titel waar hij een obscure universiteit in Iowa een paar duizend dollar voor had betaald. Hij hield van zijn visitekaartjes en strooide ze rond als pepernoten. Elk half jaar liet hij nieuwe maken, telkens op nog luxer papier en met een nog exclusievere opdruk. Hij kocht een villa, een dure BMW en trouwde Anke van Schoonhoven, een ravissante verschijning met lonkende ogen, ravenzwart haar en lange benen. Er kwamen drie kinderen van: Asse, Alex en Allard. De Triple A’s. (Copyright Th. Muller)

Het duurde jaren voor Lammers’ accountant de onregelmatigheden in de boeken ontdekte en alarm sloeg. De houthandelaar streek met zijn hand over het hart en stuurde Theodoor de laan uit zonder aangifte te doen.

Je kon veel van Theodoor Muller zeggen, heel veel zelfs, dat hij recht in iemands gezicht kon liegen bijvoorbeeld, of niet veel om mensen gaf, of voortdurend aandacht zocht, een control freak was en een halve nazi, maar niet dat hij ooit de moed op gaf. Hij bleef na zijn ontslag in de BMW rijden en hield de villa met de verboden kamer aan, alsook de vrouw die hij zich niet meer kon veroorloven.

Anke van Schoonhoven bemoeide zich niet met haar kinderen. Ze vond zichzelf geen moeder. ‘kHeb niet what it takes’, vertelde ze haar vriendinnen. ‘kHeb er ook geen tijd voor.’

Zolang Alex zich kon herinneren liepen er meisjes rond in de villa. Zij zorgden er voor dat hij en zijn broers ontbeten en aangekleed en op tijd naar school gingen. ‘Meisje’ noemde zijn moeder ze allemaal, hoe vaak ze ook zeiden dat ze Petra, Debbie of Fatima heetten. Ze kon slecht namen onthouden zei ze.

Dankzij zijn besmette reputatie en het onnavolgbare cijferwerk in de houthandel - die accountant had volgens Theodoor gewoon geluk gehad -, kreeg hij twee maanden later een positie in de wereld van het vastgoed aangeboden. Toen was Anke van Schoonhoven al vertrokken. Ze verdween een week na zijn ontslag aan de arm van een kale man met een rode baard uit het leven van de Mullers.

‘kWil een nieuw leven en een nieuwe liefde’, had ze tegen Theodoor gezegd. ‘tKan nu nog, straks ben ik te oud.’ Bijna vijftien jaar bleef ze bij de man waar ze nooit van had gehouden, maar die haar gaf wat ze nodig had. Op haar beurt gaf zij hem wat hij graag wilde, een zoon. En later per ongeluk nog een. En na vier seksloze jaren kwam tot verbijstering van Theodoor ook nog Allard.

Samen met de man met de rode baard zette Anke een paar honderd kilometer zuidelijker haar leven voort zoals ze dat gewend was; uitgebreide lunches in Dansaert, shoppen in de Avenue Louise en de Toison d’Or en lange vakanties in exotische oorden.

Voor Alex en zijn broers veranderde er na het vertrek van hun moeder niet veel. Theodoor ging nog meer drinken en de meisjes bestelden nu ook het avondeten, maar dat was het wel zo’n beetje.

  ‘Dat is het nest waar we uitgevallen zijn, nog voordat we goed konden vliegen’, schreef Alex in de brief aan zijn broer. ‘Voor het eerst in mijn leven doen herinneringen pijn.’

Alex beet de kroonkurk van een Corona. Een trucje dat hij van Theodoor leerde, nog voor hij zelf bier mocht drinken. Je moest goed opletten dat je onderlip niet klem kwam te zitten, dat was het belangrijkste. Hij dronk de fles in een keer leeg en miste de limoen. Het koude bier gaf hem een brainfreeze. Hij kneep hard in de brug van zijn neus.

Bij het licht dat vanuit de koelkast de donkere keuken in wasemde, vond hij in een la een halfvolle bus taaie Pringles. Hot & Spicy. Hij beet nog een Corona open, las staande aan de keukentafel de brief opnieuw en klapte toen de laptop dicht. Het laatste licht in de keuken verdween. Hij rechtte zijn rug, dacht aan bed, maar verdrong de gedachte. Slapen durfde hij niet, hij droomde teveel.

Alex ging languit op de keukenvloer liggen. De harde vloer zou hem wakker houden. Hij had veel gedachten. Hij vroeg zich af waarom hij zich niet verdrietig voelde, of angstig of iets anders voelde. Kaal gestript dacht hij. Een pand waar alles van waarde uit is gesloopt. Klaar voor de kogel. Nou ja, hij was bang voor de dood, maar wie was dat niet. Hij liep het lijstje nog eens langs: het pandje in Noord, de bouwmarkten, de pillen, de afspraak met Bart, de trip naar Normandië, de brief aan zijn broer.

Het was de uitkomst van wat hem was aangedaan bedacht hij. Zijn gevoel van eigenwaarde stond nu eenmaal niet toe dat iemand hem afwees of zijn vertrouwen schond. Hij dacht aan haar, van wie hij de naam niet meer over zijn lippen kreeg. Het was niet zijn schuld. Wat hij moest doen, ging buiten hem om. Hij was een buitenstaander in zijn eigen leven geworden. De demonen waren zijn hoofd binnen getrokken, een horde Hunnen te paard, agressief en niets ontziend. Niemand kon hem nog tegenhouden, behalve hijzelf. Hij zou herinnerd blijven.

Zijn rug deed pijn. Hij rolde op zijn rechterzij en kneep in zijn pijnlijke knie. Soms hielp dat. Vlak voor zijn neus lagen twee Pringles. Hij liet ze in zijn mond smelten en spuwde de spicy brij met kracht tegen het keukenkastje.

 Alex Muller bezat ruim tweehonderd panden in Amsterdam, een verlaten dorp in Italië en hij woonde met zijn zoon Yorick in een appartement aan het Vondelpark van bijna driehonderd vierkante meter.

‘Doe er mee wat je wil’, schreef hij zijn broer. ‘Ik leef van vergeten.’

 

Feedback

Goed en snel verteld verhaal. Scherpe waarnemingen. Met plezier gelezen.