Nomade
Evert heeft Italiaans gekookt: volkoren spaghetti met gestoofde groenten en stukjes spek, zonder brood of kaas, binnen een week loopt hij in Londen een marathon.
Ida weet niet waarom hij het wil doen, op een dag kwam hij van zijn werk en zei dat hij zich had ingeschreven. Sindsdien traint hij viermaal per week en is hij twaalf kilo kwijt.
‘In het cultureel centrum speelt een film.’ Ze brengt het voorzichtig ter sprake, hij is op zijn rust gesteld.
‘Vanmiddag?’
‘I, Daniel Blake, over een man die vecht tegen de bureaucratie.’ Ze drinkt van haar koffie en kijkt naar hem maar uit zijn mimiek valt niks af te lezen, sinds hij vermagerd is, oogt hij als een sfinx.
Zijn duim glijdt over het scherm van zijn iPhone. ’Gebeurt er ook iets?’
‘Je gaat je niet vervelen,’ zegt ze, maar dat slaat op niks, ze wil hem gewoon mee.
Evert gaat met een hand door zijn krullen. ‘Als jij afruimt, kleed ik me om en dan vertrekken we nadien naar je film.’
Een halfuur later lopen ze de straat uit en als ze haar arm rond hem slaat, voelt ze de uitstekende knoken rond zijn middel. Elke ochtend zit hij halters te tillen en drukt hij zich twintig keer op, om grotere spieren en sterke pezen te kweken, maar hij blijft graatmager.
‘We moeten vóór de winter nog rolluiken hangen,’ zegt Evert, hij wijst naar een bungalow, ‘je kan een huis niet genoeg isoleren.’ Sinds ze er wonen, is hij met tomeloze energie alles beginnen in te richten. Ida heeft geen idee waarom het zo snel moet; hoe meer er verandert, hoe minder ze haar weg vindt. Misschien wil ze daarom graag naar de film, thuis vertrekken is alsmaar leuker geworden.
Als ze bij het cultureel centrum aankomen, staat de zon hoog aan de hemel. Binnen ligt op elke stoel een blad met uitleg over de film. Evert legt het aan zijn voeten en pakt zijn iPhone. ‘Slecht nieuws,’ zegt hij, ‘het gaat regenen.’
‘De lucht was helblauw.’
‘In Londen… kijk...’ Hij laat het scherm zien. ‘Tot gisteren was er zon, nu staan er wolken.’
Binnen vijf dagen vertrekken ze, maar Ida weet niet wat ze van de trip moet verwachten. Hebben ze ponden? Ze heeft zich niet met de voorbereiding beziggehouden.
En wat met de kat die ze al een maand melk geeft telkens als Evert naar zijn werk is en die ze in huis laat als hij zijn kilometers maalt? Ze is gewend geraakt aan het beest, niet aan het huis, het beest en omdat het dier telkens uit een andere richting komt aanlopen, heeft ze de kat Masai gedoopt, zoals de nomaden uit Oost-Afrika die geen landsgrenzen kennen.
Misschien moet ze na de reis het beest gewoon in huis nemen, Evert beslist ook dingen zonder iets te vragen.
Gisteren kwam hij de keuken binnen, keek naar buiten en zei dat hij een vijver wou. Het klonk alsof het over een lamp ging die moest vervangen worden.
‘En de eik dan?’ vroeg Ida. De boom met laaghangende, troostende takken was het enige wat haar van het eerste bezoek aan het huis was bijgebleven, de woning zelf was een blinde vlek, een doolhof van kamers en gangen.
‘De boom moet weg,’ zei Evert, ‘dan heb je meer zon in de tuin en meer licht in huis.’
‘Evert, waarom moet alles zo snel?’
Hij was achter haar komen staan en had haar gekust in haar nek. ‘Ik wil dat je het hier goed hebt.’ Daarna was hij naar bed gegaan.
Ida had een glas wijn gedronken en was de tuin in gelopen waar ze onder de eik was gaan zitten, met Masai opgekruld in haar schoot. Ze had zin om naar boven te klimmen en zich in de kruin van de boom te verschansen, zoals natuurbeschermers op tv. Als Evert haar zag, zou hij moeten smeken dat ze naar beneden kwam, want hij ging niet klimmen met zijn hoogtevrees. Ze had een halfuur in het gras gezeten. Toen de wind opstak die door haar nachtpon joeg, had ze Masai weggezet en was naar binnen gegaan. Op de tast was ze naar boven geklommen; ze wist welke treden kraakten, ze had de trap al zo vaak gedaan ‘s nachts. In de slaapkamer lag Evert op zijn buik, met één been uit bed. Het was half elf, nog negen uur voordat hij aan zijn oefeningen begon. Ida had door het dakraam naar buiten gekeken en zich afgevraagd of ze met een halter zijn hoofd kon inslaan.
Op het scherm telt een digitale klok af. Evert steekt zijn iPhone weg en tuurt voor zich uit. We kijken samen naar een film, denkt Ida, meer is het niet. Tijdens de vertoning betrapt ze zichzelf erop dat ze wil weten wanneer hij lacht en wanneer hij onbewogen blijft. Als de eindgeneriek over het scherm rolt, strekt hij zich uit en zegt dat hij dorst heeft.
‘Vertel iets over de film,’ zegt ze als ze op een terras zitten, hij met alcoholvrij bier, zij met rosé. De nootjes heeft hij naar háár kant geschoven.
‘Die miserie,’ zegt Evert, ‘ontspant dat jou?’ Hij speelt met de ring die ze voor hem kocht toen ze vijf jaar samen waren.
‘Het is de realiteit,’ zegt Ida. ‘En misschien troost het me dat de film dat niet ontkent.’ Ze pakt het kommetje met nootjes en giet het in één keer in haar mond, ze voelt zich plotseling alsof ze een lange nacht heeft gestapt.
‘Een film mag meer doen dan troosten,’ zegt Evert. Hij pakt zijn iPhone en begint te tikken. ‘Tweeënnegentig procent op Rotten Tomatoes,’ mompelt hij.
‘Aha,’ zegt Ida. Ze geeuwt en sluit haar ogen.
‘Ik kan er niet in meegaan,’ zegt Evert. Hij drinkt zijn glas leeg en wijst naar haar benen. ‘Dat rokje…’
‘Het is nieuw,’ zegt Ida.
‘Mooi.’
Er loopt een man met een buggy voorbij. Het kind wuift naar Evert maar hij heeft zijn blik niet van haar afgewend. Soms verbaast het Ida dat hij zo ongegeneerd naar iemand kan staren. Toen ze de eerste keer bij hem thuis was, had ze zijn vader hetzelfde zien doen. Het was schaamteloos, maar het ergerde haar niet, ze vond het eerder aandoenlijk.
Als het scherm van zijn iPhone oplicht, pakt Evert zijn portefeuille, wenkt de ober en betaalt. ‘Ik wil niet te laat thuis zijn.’
Ida wandelt naar een winkel naast het café en blijft staan voor een wijnrood kleedje met trompetmouwen. Ze voelt Everts blik in haar rug.
‘Wil je binnengaan?’ vraagt hij, de portefeuille nog in zijn hand.
‘Wat vind je ervan?’
‘Wat je aan hebt is mooier.’
Ze glimlacht, draait zich om en haakt bij hem in.
Thuis op de bank vraagt ze of hij bij haar komt zitten, maar Evert hangt boven de eettafel en heeft een plan van het huis opengevouwen. ‘Ik kijk waar we overal rolluiken kunnen hangen,’ zegt hij.
Ida heeft geen zin in praktische zaken en zeker niet in dingen die met het huis te maken hebben, of toch niet hun huis. Ze zou op dit moment overal willen leven, maar niet waar ze nu woont. Is ze daarom al een maand geïnteresseerd in andere huizen? Als Evert op zijn werk is, doorbladert ze advertenties met koopwoningen en twee weken geleden had ze in een ribfluwelen agendaatje dat ze ooit op een rommelmarkt kocht de datum van een Open Huizen Dag genoteerd. Vijf huizen had ze vorig weekend gezien, ze had genoten van de spanning als ze voor de woning stond, de opwinding als ze nadien de ruimtes verkende en de muren betastte, als ze zich voorstelde hoe het zou zijn.
Waarom vertel ik dit niet? denkt ze, terwijl ze Everts lippen op haar voorhoofd voelt.
‘Het is laat,’ zegt hij, ‘blijf niet te lang op,’ en hij trekt naar boven.
Ida schuift de deur naar de tuin open, klakt met haar tong en giet melk in een kommetje dat verstopt is tussen twee struiken aan de zijkant van het huis. Ze gaat in het gras zitten en wacht tot Masai de melk op heeft en kopjes komt geven. ‘Waar ben jij ondertussen geweest?’ vraagt ze, en ze denkt aan de nacht dat Masai vocht met een andere kat en zij met een keukenmes naar buiten liep. Toen ze de dieren naderde, was het andere beest weggelopen, maar het mes had klaargelegen in haar hand, ze had de andere kat kunnen doden.
In bed schuift ze tegen Evert, zodat zijn smalle billen in haar schoot rusten. Hij ademt zwaar, alsof hij aan een infuus ligt, ergens op een spoedafdeling waar ze de wacht zou houden en zijn hoofd zou deppen als hij te warm had. ‘Ik weet niet of ik het kan,’ fluistert ze en ze begraaft haar neus in zijn krullen en kust hem in zijn nek en hij kreunt iets onverstaanbaars, vanuit de diepte naast haar.
Feedback
Relatie die stil ligt/mensen die uit elkaar drijven, subtiel beschreven