De schapen
Hij is de man in het portiek die zwijgt als je hem groet.
Hij is de hond, de tanden en de tong, de buurman
zonder reserve, het hekje rond de tuin.
Hij is in mij als fietser, de vloek, de afgesneden hoek
de achterlijke idioot en iedere malloot die de weg berijdt
als een te temmen paard.
Hij is in jou de onopgeloste ruzie, de haat die tiert
op woordeloze grond. Hij is de landmijn in mijn illusie
dat goed het kwaad uiteindelijk overwint.
Hij is wat je ontgaat tijdens het sluiten van je ogen
het wachten op betere woorden, de niet uitgestoken hand.
Het blinde paard, het beloofde land, de heilige boeken
en de wet waarachter je je verstoppen kan.
Hij is de ander maar nooit alleen, de vaderlander
de medestander, soms ook is hij de buitenlander.
Hij is – waar je van buiten naar binnen loopt, de ramen
en de deuren sluit – het biertje dat je haalt voor jou alleen
– het stapje waarmee je naar voren dringt – de stem
waarmee je luider zingt – het gefluisterde geheim
in het andere oor. Hij is mijn huis en niet het jouwe.
Hij is – hier mag jij geen beter leven bouwen.
Hij is – van mijn moeder mogen er maar twee blijven slapen
de snoepjes zijn op, het lachen achter de handen. Hij is
altijd de tegenstander.
Het is hier vol. Geen plaats. De grens. De haat. De volle trein.
Hij is de overlever. De man die nergens meer van schrikt
en nergens meer voor wakker blijft.
Hij is de man in het portiek die zwijgt als je wil praten
de schaduw in donkere straten, de hond, de tanden en de tong
die likt. Maar bovenal, in nachten waarin ik slecht kan slapen
is hij toch steeds weer de schapen.
Feedback
Sterk, beeldend en to the point.